We hebben met 20 leerlingen meegedaan aan de taalolympiade. Uitdagende opdrachten over onder meer de literaire canon, drogredenen, gender, gespreksanalyse, taalgevoel, de uitspraak van leenwoorden, verzonnen talen, middeleeuwse beroepen en het Creools. Kortom allerlei aspecten van het Nederlands waar we tijdens de lessen Nederlands niet aan toe komen.
Voorbeeldopgave
Fripampi
Di hon a nee shi fripampi. Am a stokúi di abini een gat. Di roto a neem di it. Am a sker di. Di hon a blaméé di pushi fo di pampi wa kaa sker. Di pushi see, dat di roto a du di, na am. So dǝ hon a flig astǝ dǝ pushi en dǝ pushi a flig astǝ dǝ roto. So fan di dag daa dǝ pushi a loo astǝ dǝ roto en dǝ hon astǝ dǝ pushi.
Dit verhaal gaat over een ‘fripampi’. Dit noemen we tegenwoordig een ‘manumissie’, oftewel: een bewijs dat een tot slaaf gemaakte vrij is. Dat fri ‘vrij’ betekent, lijkt duidelijk en ‘pampi’ komt van ‘pampier’, het zeventiende-eeuwse woord voor ‘papier’.
In deze fabel staan drie dieren centraal: di hon (de hond), di roto (de rat) en di pushi (de kat).
11a. Wat doet de hond?
- De hond verstopte het papier.
- De hond verscheurde het papier.
- De hond beschuldigde de rat.
- De hond joeg op de kat.
11b. Wat doet de kat?
- De kat verscheurde het papier.
- De kat stal het papier.
- De kat ontkent de diefstal.
- De kat heeft samengewerkt met de rat.
11c. Wat doet de rat?
- De rat verstopte het papier.
- De rat nam een hapje van het papier.
- De rat verscheurde het papier.
- De rat joeg op de kat.